Hoofdstuk 17
Ik ging in een van de stoelen voor bezoekers zitten; Trevor zetelde als een vorst achter zijn bureau. Zijn houding had tegelijk iets onbehaaglijks en slijmerigs, alsof hij niet helemaal wist of hij vaste grond onder de voeten had.
'Denby zet dat hij hier tegen vieren zou zijn.'
'Mooi zo.'
'Maar, Ro... hij zal het je uitleggen. Hij zal je vragen tot je volle tevredenheid kunnen beantwoorden, dat weet ik zeker. Ik denk dat ik het maar aan hem overlaat om het uit te leggen, en dan zul je zien... dat we ons nergens zorgen over hoeven te maken.'
Hij trok zijn mond in een weinig overtuigende glimlach en trommelde met zijn vingers op zijn vloeiblad. Ik keek naar die vertrouwde, vriendelijke man en wenste uit de grond van mijn hart dat de feiten niet zo waren als ze waren.
Denby was tien minuten te vroeg - de psychiaters konden tevreden zijn - en hij stond afgesteld als een strak opgewonden veer, en daar was ook alle reden toe. Zijn ruggegraat stond kaarsrecht in dat gedrongen, gezette fysiek van hem, zijn snor tooide als een wc-boender zijn vooruitpriemende mond - kortom, hij was meer dan ooit de vleesgeworden ergernis.
Hij gaf me geen hand, alleen maar een knikje, Trevor kwam achter zijn bureau vandaan om hem een stoel aan te bieden, een overdreven beleefde geste in mijn ogen.
'Zo, Ro,' zei Denby bars. 'Ik hoor dat je bedenkingen hebt tegen mijn verklaring.'
'Jawel.'
'En waarom precies?'
'Nou,' zei ik, 'om precies te zijn: vanwege een tekort van vijftigduizend pond op de depositorekening van je cliënten.'
'Flauwekul.'
Ik zuchtte. 'Je hebt geld van drie afzonderlijke cliënten van de depositorekening naar de lopende rekening overgeboekt,' zei ik. 'Vervolgens heb je een maand of drie, vier geleden, verspreid over een periode van zes weken, vijf op jouw naam gestelde cheques geïnd van die lopende rekening, elke keer een ander bedrag. Opgeteld voor een totale waarde van precies vijftigduizend pond.'
'Maar ik heb dat geld teruggestort. Als je nauwkeuriger had gekeken zou je de bijschrijvingen op de dagafschriften hebben gezien.' Hij was geërgerd. Ongeduldig.
'Ik kon er geen wijs uit waar die bijschrijvingen vandaan waren gekomen,' zei ik, 'dus heb ik de bank om een duplicaat gevraagd. Dat kreeg ik vanmorgen.'
Denby leek te verstenen.
Met spijt in mijn stem zei ik: 'Het duplicaat vermeldt niets over teruggestort geld. Dat dagafschrift dat jij ons hebt gegeven was... eh... een vervalsing.'
De klok tikte de seconden weg.
Trevor keek ongelukkig. Denby betrok een nieuwe stelling.
'Ik heb het geld alleen maar geléénd,' zei hij. Nog steeds geen berouw, geen echte angst. 'Er is geen enkel risico. Het zal op zeer korte termijn worden terugbetaald. Op mijn woord.'
'Mmm...' zei ik. 'Je woord is niet voldoende.'
'Kom nou toch, Ro, dit is belachelijk. Als ik zeg dat het wordt teruggestort, dan wórdt het teruggestort. Daarvoor ken je me toch goed genoeg?'
'Als je bedoelt of ik dacht dat je een dief was, nee, dat niet, nee,' zei ik.
'Ik ben geen dief,' zei hij nijdig. 'Ik zeg je: ik heb dat geld geleend. Een tijdelijke faciliteit. Door een... eh, ongelukkige samenloop van omstandigheden... kon ik het niet terugbetalen voor de datum dat de verklaring moest worden getekend. Maar ik heb al aan Trevor uitgelegd dat het hooguit een kwestie van een paar weken is.'
Ik probeerde redelijk te zijn en zei: 'Het geld van je cliënten is niet aan jou toevertrouwd met de bedoeling dat jij het gebruikt voor een privé-lening aan jezelf.'
'Dat weten we allemaal,' beet Denby me toe op een toon van 'Ga buiten spelen, jò.' Had ik daar de leeftijd nog maar voor, dacht ik in een flits.
'Er is een gat van vijftigduizend pond,' zei ik, 'en Trevor is akkoord gegaan, en geen van beiden schijnen jullie te beseffen dat jullie uitgeboerd zijn als het aan het licht komt.'
Alle twee keken ze me aan of ik een kleuter was.
'Maar het hoeft toch helemaal niet aan het licht te komen, Ro,' zei Trevor. 'Denby zal het geld binnenkort terugbetalen, en dan is alles in orde. Dat heb ik je toch gezegd?'
'Het is niet ethisch,' zei ik.
Trevor schudde droevig zijn hoofd. 'Doe toch niet zo overdreven, Ro,' zei hij op zijn vaderlijkst.
'Waarom heb je het gedaan?' vroeg ik Denby. 'Waar had je het geld voor nodig?'
Denby keek vragend naar Trevor, die hem een knikje gaf.
'Je zult hem het hele verhaal moeten vertellen, Denby. Het is een volhouder. Het is ook maar beter, dan begrijpt hij het en dan kunnen we de hele zaak in het reine brengen.'
Denby voldeed schoorvoetend aan zijn verzoek. 'Ik had de kans om een leuk flatgebouwtje te kopen. Splinternieuw. Nog niet klaar. Aannemer in moeilijkheden, zo'n situatie. Die flats gingen natuurlijk voor een prikje. Dus heb ik ze gekocht. Te mooi om te laten lopen. Vaker met dat bijltje gehakt, natuurlijk. Ik ben niet achterlijk, dat begrijp je. Wist wat ik deed, enzovoorts en zo verder.'
'Je trad op als je eigen bemiddelaar?' vroeg ik.
'Wat? Ja, logisch.' Hij knikte. 'Nou ja, en ik had nog wat extra kapitaal nodig om het zaakje te financieren. Geen centje pijn. Goeie flats. Niks mee mis.'
'Maar ze zijn nog niet verkocht?' zei ik.
'Kwestie van tijd. Markt is een beetje slap 's winters. Maar ik heb inmiddels contracten met voldoende gegadigden. Formaliteiten, hypotheken, enzovoorts en zo verder. Kwestie van tijd.'
'Mmm,' zei ik, 'Om hoeveel appartementen gaat het? En waar is het?'
'Acht flats. Kleintjes, natuurlijk. In Newquay, Cornwall.'
'Heb je ze gezien?' vroeg ik.
'Natuurlijk.'
'Bezwaar als ik ook eens ga kijken?' zei ik. 'En wil je me de adressen geven van alle mensen die die flats gaan kopen? En wil je me vertellen hoeveel ze elk betalen?'
Denby zette zijn stekels op, 'Bedoel je dat je me niet gelooft?'
'Ik ben accountant,' zei ik, 'Ik geloof niet, ik controleer.'
'Je hebt mijn woord.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Je hebt ons een vervalst dagafschrift gestuurd. Je woord zegt me niets.'
Er viel een stilte.
'Als die flats bestaan en als je dat geld deze week terugbetaalt, dan hou ik mijn mond,' zei ik. 'Ik wil een schriftelijke bevestiging van de bank. Het geld moet er vrijdag zijn, en ik verwacht uiterlijk zaterdag de bevestiging. Zo niet, dan gaat het over.'
'Dat haal ik niet, deze week nog,' zei Denby zuur.
'Sluit maar ergens een kortlopende lening af.'
'Maar dat is belachelijk. Met de rente die ik dan betaal hou ik geen cent winst over.'
Je verdiende loon, was mijn hardvochtige gedachte. Ik zei: 'Dat geld is vrijdag terug bij de bank en anders breng ik de Kamer van Toezicht op de hoogte.'
'Ro,' protesteerde Trevor.
'Ja, jullie kunnen de hele kwestie nou wel verpakken in termen als "samenloop van omstandigheden" en "tijdelijke faciliteiten,"' zei ik, 'feit blijft gewoon dat we alle drie weten dat wat Denby heeft gedaan strafbaar is. Als vennoot van deze firma weiger ik mijn naam eronder te zetten. Als het geld vrijdag niet is terugbetaald schrijf ik een brief waarin ik uitleg dat we in het licht van nieuwe feiten de zo juist gegeven goedkeuring wensen te herroepen.'
'Maar dan wordt Denby geschrapt!' zei Trevor.
Ze keken allebei alsof de harde realiteit van het bestaan alleen voor anderen gold.
'Onvriendelijk ben je, Ro,' zei Denby kwaad. 'Nodeloos agressief. Roomser dan de paus. Star.'
'Misschien wel allemaal tegelijk,' zei ik.
'Het heeft neem ik aan geen zin... eh... je te laten meedelen?'
Met een gebaar van ontzetting probeerde Trevor hem schielijk het zwijgen op te leggen.
'Denby, Denby,' zei hij benauwd. 'Die valt niet om te kopen. Gebruik in godsnaam je hersens. Als je Ro echt tegen je in het harnas wil jagen moet je proberen hem om te kopen.'
Denby keek me vernietigend aan en schoot overeind.
'Góéd dan,' zei hij bitter. 'Ik zal zorgen dat het geld er vrijdag is. Maar je hoeft van mij je leven lang niets meer te verwachten.'
Met achterlating van een lang spoor van verstoorde vriendschap beende hij als een wervelwind het kantoor uit. Woelig kielzog, dacht ik, dat kolkend en verwoestend alles op zijn weg deed kapseizen.
'Heb je nu je zin, Ro?' zei Trevor treurig met zachte stem.
Ik bleef zitten en gaf geen antwoord.
Ik voelde me als iemand op een hoge duikplank die moed staat te verzamelen. Voor me: de duik. Achter me: de rustige weg naar beneden. De keuze: van binnen.
Ik kan weglopen, dacht ik. Doen of mijn neus bloedt. Zwijgen om de lieve vrede en ter wille van de vriendschap. Geen ellende en geen schande en geen diepe droefenis teweegbrengen.
Mijn vriend of de wet. Waar koos ik voor? De wet of mijn eigen genoegen...
Goeie God in de hemel.
Ik slikte met droge mond.
'Trevor,' zei ik, 'ken jij Arthur Robinson?'
Het was absoluut geen lolletje om getuige te moeten zijn van de complete catastrofe die dit tot gevolg had.
Het bloed trok langzaam uit Trevors gezicht, zodat zijn ogen ten slotte nog maar twee grote, donkere vlekken waren.
'Ik zal je een glaasje cognac inschenken,' zei ik.
'Ro...'
'Moment.'
In zijn kamer was in een kast een barretje ingebouwd; ik haalde er een glas uit en schonk het vol: veel alcohol en weinig soda.
'Hier,' zei ik medelijdend. 'Het is zo te zien nogal hard aangekomen.'
'Hoe...,' Zijn mond begon plotseling te trillen en om het te maskeren zette hij het glas aan zijn lippen. Hij nam langzaam een slok en hield toen het glas weer een eindje bij zijn mond vandaan; een beproefd hulpmiddel in de nood. 'Hoeveel... weet je?' vroeg hij.
'Waarom ik ontvoerd ben. Wie het heeft gedaan. Van wie dat jacht is. Wie de schipper was. Waar die boot nu is. Hoeveel hij gekost heeft. En waar het geld vandaan komt.'
'Mijn God... Mijn God...' Zijn handen beefden hevig.
'Ik wil hem spreken,' zei ik. 'Arthur Robinson.'
Er flikkerde flauw iets in zijn ogen dat op hoop leek.
'Weet je... zijn andere naam?'
Ik vertelde hem hoe die luidde. Het sprankje licht doofde weer en er bleven kleurloze kiezels achter. Het glas tikkerde tegen zijn tanden.
'Ik wil dat je opbelt,' zei ik. 'Zeg hem dat ik alles weet. Zeg dat ik wil praten. Zeg dat hij precies doet wat ik vraag, want dat ik anders recht van dit kantoor naar de politie ga. Ik wil hem vanavond nog spreken.'
'Maar Ro, voor zover ik jou ken...' Hij klonk wanhopig.
'...Ga je hoe dan ook naar de politie.'
'Morgenochtend,' zei ik.
Hij bleef me heel lang aanstaren. Toen strekte hij met een diepe zucht, bijna kreunend, zijn hand uit naar de telefoon.
We gingen naar Trevors huis. Daar konden we naar zijn idee beter praten dan op kantoor.
'En je vrouw dan?' zei ik.
'Die is bij haar zuster en blijft daar slapen. Dat doet ze vaak.'
We gingen allebei met onze eigen auto en te oordelen naar zijn starende blik zal er de hele zes kilometer weinig van de route tot Trevor doorgedrongen zijn.
Zijn grote huis lag er riant bij in het namiddagzonnetje, voornaam à la de jaren twintig tot in iedere baksteen. Forse oppervlakten ruitjesvormig glas in lood, zwarte verf, een breed bordes met kurketrekker-pilaren, hier en daar omhoogklimmende blauweregen, tal van sierbalken aan de gevels.
Trevor deed de voordeur open en ging me voor naar binnen, waar een muffe lucht van oude koffie en boenwas hing. Op de parketvloer in de ruime ha! lagen kleden.
Hij ging een deur binnen en zei: 'Welkom in de gelagkamer.'
De gelagkamer lag tussen de meer klassieke zit- en eetkamer in en was een tamelijk lange kamer met uitzicht op de loggia met pilaren en het gazon daarachter. Voor Trevor was het zowel psychologisch als geografisch het hart van het huis, de plek waar hij zich het meest gastheer voelde tegenover zijn zakenvrienden.
Aan de ingebouwde bar mocht hij graag op zijn joviale wijze drankjes staan inschenken. Verscheidene donkerrode leren leunstoelen. Een kleine, stevige eettafel met vier stoelen met leren zittingen eromheen. Een groot televisietoestel. Boekenplanken. Een bakstenen open haard met een leren scherm. Een palm in een geelkoperen pot. Ook hier gravures van Stubbs. Hier en daar een bijzettafeltje. Een tapijt met een bladerenmotief. Zware roodfluwelen gordijnen. Rode lampekappen. Op winteravonden, als het vuur brandde, de gordijnen dicht waren en de lampen een warme gloed verspreiden, was het er ondanks de afmetingen ongetwijfeld goed toeven.
Trevor deed de lampen aan en de gordijnen dicht, al was het buiten nog volop licht. Meteen daarop liep hij naar de bar.
'Wil je iets drinken?' vroeg hij.
Ik schudde mijn hoofd. Hij schonk zichzelf een tweemaal zo vol glas cognac in als ik hem in zijn werkkamer had gegeven.
'Ik kan maar niet geloven dat dit allemaal gebeurt,' zei hij.
Hij pakte het volle glas, plofte in een van de roodleren fauteuils en ging voor zich uit zitten staren. Ik wipte met één bil op de tafel, die als zoveel in het huis was bedekt met een dikke glasplaat. We gingen zitten wachten. Beiden geplaagd door weinig aangename gedachten. We wachtten bijna een uur.
In dat keurige huis, zo hield ik mezelf verdoofd voor, zou geen geweld gebruikt worden. Geweldpleging vond plaats in achterafsteegjes en donkere hoekjes. Niet in een Luxueuze huiskamer zo maar op een maandagavond. In iedere vezel voelde ik de spanning van de angst en ik dacht aan ogen zwart van wraaklust.
Buiten stopte een auto. Ik hoorde een portier slaan. Er klonken voetstappen buiten op het grind. Voetstappen die over de drempel van de openstaande voordeur stapten, het parket overstaken en op de deur van de gelagkamer afkwamen. En daar tot stilstand kwamen.
'Trevor?' zei hij.
Als een geslagen hond keek Trevor op Hij gebaarde naar waar ik zat, een eindje opzij, aan het oog onttrokken door de geopende deur.
Hij duwde de deur verder open. Kwam de kamer binnen.
Hij had een geweer bij zich. Het steunde met de kolt onder de oksel op zijn onderarm, de dubbele loop op de vloer gericht.
Ik haalde diep adem om moed te vatten en keek hem toen in zijn krachtige, vertrouwde gezicht.
Jossies vader. William Finch.
Ik zei: 'Mij neerschieten lost niets op. Een vriend van me heeft fotokopieën en is van alles op de hoogte.'
'Als ik je een voet afschiet rij jij geen koersen meer.'
Zijn stem trilde al van blinde haat. En dit keer zag ik die niet aan de overkant van een rechtszaal tjokvol politie, maar op drie meter afstand aan de verkeerde kant van een geweer.
Trevor maakte krampachtig sussende gebaren.
'William... dat begrijp je toch wel. Ro neerschieten zou een ramp betekenen. Een onherstelbare ramp.'
'De situatie is al onherstelbaar.' Zijn stem klonk rauw, heser en dieper dan anders door de spanning in keel en hals. 'Dank zij die rat hier.'
'Je hoefde van mij anders niet te stelen,' zei ik, en ik hoorde de spanning in mijn eigen stem.
Niet bepaald een denderende opmerking. De kritische massa werd er niet door verminderd; William Finch leek op een kernreactor waarvan de regelstaven al te ver zijn opgetrokken. De lopen van het geweer zwaaiden omhoog in zijn handen en werden op mijn lendenen gericht.
'In godsnaam, William, gebruik je verstand,' zei Trevor met klem, en hij kwam log overeind uit zijn leunstoel. 'Als hij zegt dat hem neerschieten niets oplost dan moet je hem geloven. Als het niet zo was zou hij het nooit hebben geriskeerd mee hierheen te komen.'
Finch trilde over zijn volle elegante lengte van woede. De strijd tussen haat en gezond verstand stond te lezen in de spierbundels langs zijn kaak en de klauwachtige kromming van zijn vingers. Even was er een angstig ogenblik waarop ik er zeker van was dat de bloeddorstige drang om zich te wreken alle vrees voor de gevolgen zou verdringen, en in mijn achterhoofd bedacht ik vaag dat ik het niet zou voelen... de ergste wonden voel je de eerste paar seconden niet. Pas naderhand - als je tenminste in leven blijft — komt de pijn opzetten. Ik zou het niet merken... ik zou het niet voelen, ik zou het misschien niet eens beseffen...
Hij wendde zich bruusk van me af en duwde Trevor het geweer in zijn handen.
'Hier. Pak aan,' siste hij tussen zijn tanden door. 'Ik kan niet voor mezelf instaan.'
Ik merkte hoe mijn benen trilden en voelde overal over mijn lichaam het zweet prikkelen. Helemaal in het begin, toen het doeltreffend zou zijn geweest, had hij me niet vermoord en het was allemaal leuk en aardig om erop te gokken dat hij het nu, nu hij er niets meer mee kon winnen ook niet zou doen, maar het scheelde veel te weinig naar mijn zin.
Ik leunde slapjes tegen de tafel en kreeg met moeite wat speeksel in mijn mond. Probeerde alles op een zakelijke manier uiteen te zetten, alsof we het over een ondergeschikt beleidspuntje hadden.
'Luister...' Het kwam er half gesmoord uit. Ik schraapte mijn keel en probeerde het nog eens, 'Ik ben genoodzaakt morgen New York te bellen en met de Nantuckets te praten. Om precies te zijn, om te praten met een van de directieleden van hun familie-imperium: de directeur aan wie Trevor telkens de goedgekeurde jaarstukken van Axwood stuurt.'
Trevor pakte het geweer en borg het op achter de opgesmukte bar, zodat het aan het oog onttrokken was. William Finch stond in het midden van de kamer en trilde over zijn hele lichaam van opgekropte drift. Ik zag hoe hij zijn vuisten balde en weer ontspande en zag zijn benen in zijn broekspijpen bewegen, alsof ze uit zichzelf wilden gaan lopen.
'Wat wou je ze dan vertellen?' beet hij me toe. 'Wat dan?'
'Dat je het bedrijf van de Nantuckets het afgelopen boekjaar hebt... eh... opgelicht.'
Voor het eerst koelde hij een beetje af.
'Het afgelopen...' Hij zweeg.
Ik zei: 'Over eerdere jaren kan ik niet oordelen. Toen heb ik de controle niet gedaan. Ik heb de boeken nooit gezien en ze zijn niet bij ons op kantoor. Maar ze moeten uiteraard drie jaar bewaard blijven, dus ik neem aan dat je ze nog hebt.'
Het bleef geruime tijd stil.
ik ben bang dat de directeur van de Nantuckets zal zeggen dat ik onmiddellijk naar de politie moet gaan. Als we met de oude Naylor Nantucket te doen hadden zouden de zaken er misschien anders voorstaan. Die had het misschien in de doofpot gestopt, omdat jij het bent. Maar de nieuwe generatie kent jou niet. Die bestaat uit taaie zakenlui die toch al niet veel op hebben met die stal. Ze zetten er nooit een voet. Maar het blijft natuurlijk wel een zakelijk object voor ze, en aangezien ze jou een goed salaris betalen om de zaak te leiden staan ze ongetwijfeld op het standpunt dat eventuele winst hun toekomt. Denk niet dat ik het een prettig vooruitzicht vind, maar hoe ik het ook wend of keer, ik kan er niet onderuit: hun winst over het afgelopen boekjaar is in jouw zak verdwenen.'
Mijn onderkoelde aanpak begon vruchten af te werpen. Trevor schonk twee borrels in en duwde William Finch een glas in de hand. Hij keek er verwezen naar en zette het na enige ogenblikken op de bar.
'En Trevor?' vroeg hij.
ik zal de directeur van de Nantuckets ervan op de hoogte moeten brengen dat de door hen aangestelde accountant geholpen heeft ze een oor aan te naaien,' zei ik met spijt in mijn hart.
'Ro,' zei Trevor, maar ik had zo het vermoeden dat hij eerder protesteerde tegen de uitdrukking dan tegen de waarheid die erin besloten lag,
'Die boeken van stal Axwood hangen van vernuftige leugens aan elkaar,' zei ik tegen hem. 'Kasboeken, grootboeken, facturen... allemaal papier. William had zich nooit straffeloos zo'n grootscheepse zwendel kunnen veroorloven zonder jouw hulp. Zonder dat jij er tenminste... zei ik om de bittere pil te vergulden, 'zonder dat jij ervan wist en de andere kant op keek.'
'En voor verdomde veel geld meedeelde,' barstte Finch uit; hij wilde wel zekerheid dat met hem ook zijn vriend naar de haaien ging.
Trevor maakte een gebaar van afkeer, maar het was ongetwijfeld waar. Trevor was bepaald niet vies van geld en zou nooit zo'n risico hebben genomen zonder dat er wat tegenover stond.
'Op het eerste gezicht is er aan die boeken niets te zien,' zei ik. 'Als de Nantuckets de controle hadden willen laten doen door een accountantskantoor uit Londen of New York - buitenstaanders zouden wel akkoord zijn gegaan. Maar ja, Trevor en ik, omdat wij hier wonen...' Ik schudde mijn hoofd. 'Stal Axwood heeft duizenden betaald aan foerageurs die nooit geld ontvangen hebben, aan zadelmakers die niet bestaan, aan elektriciens en loodgieters die geen werk leverden en voor onderhoud dat nooit is verricht. Netjes uitgetikte facturen, maar de transacties waar ze betrekking op hebben, ho maar. De contanten gingen regelrecht naar William Finch.'
Iets van de langzaam wegtrekkende drift nam pijlsnel weer bezit van Finch, en ik vond het verstandiger de rest van de fraudelijst maar niet overluid op te sommen.
Hij had de Nantuckets lonen in rekening gebracht voor aardig wat meer staljongens dan hij in dienst had: een moeilijk aan te tonen kunstje, want staljongens trekken van het ene naar het andere entrainement.
Hij had de Nantucket-firma meer dan negenduizend pond in rekening gebracht voor de huur van extra losse boxen en de verzorging van paarden bij een plaatselijke boer, terwijl ik wist dat hij maar een fractie van dat bedrag had betaald, want de boer was een cliënt van me.
Hij had veel meer aan optiegelden voor jockeys in rekening gebracht dan de jockeys hadden ontvangen, en had gefingeerde vervoerskosten opgegeven voor paarden die volgens de performancen de stal niet uit geweest waren.
Hij had van een volbloedagent verbijsterende bedragen ontvangen in de de vorm van commissies op de verkoop van Nantucket-paarden aan eigenaren van buiten; zo rond de vijftigduizend pond in het afgelopen jaar. Het was me door de agent, die niet wist dat Finch er geen recht op had, zonder omhaal aan de telefoon bevestigd.
Ik stelde me zo voor dat Finch ook aan alle niet-Nantuckets voor wie hij paarden trainde opgeblazen rekeningen had gestuurd; als hij ze hun cheques liet uitschrijven op zijn naam in plaats van op die van het concern, kon hij een redelijk bedrag inbrengen in het bedrijf en toch iets voor zichzelf afhouden.
De Nantuckets waren ver weg, en ongeïnteresseerd. Waarschijnlijk hadden ze genoegen genomen met een minimale winst en had hij ze net genoeg gegeven om ze koest te houden.
Ten slotte had hij - wel het klapstuk van ironie – de Nantuckets zesduizend pond aan accountantshonoraria in rekening gebracht. Nergens in onze boeken was er een spoor te bekennen van zesduizend pond van stal Axwood. Maar misschien had Trevor zijn helft wel ontvangen, onder tafel; je zou er bijna om lachen.
Een lange lijst uiteenlopende fraudes. Veel moeilijker aan het licht te brengen dan één grote. Maar bij elkaar opgeteld wel een gemiddelde buit voor Finch van meer dan tweeduizend pond per week. Belastingvrij.
Jaar in jaar uit.
Met medewerking van zijn accountant.
Eveneens met medewerking - dat stond wel vast – van de steevast zieke secretaresse, Sandy, al dan niet met haar medewéten, daar was ik niet zeker van. Als ze inderdaad zo vaak ziek was en dus niet op haar post, wist ze het misschien niet. Of misschien werd ze wel ziek van wat ze wist. Maar zoals bij bijna elke grote fraude moest de administratie goed verzorgd worden, en in het geval van stal Axwood was het overgrote deel goed verzorgd.
Negentig à honderd paarden. Goed getraind, goed gereden. Een grote stal met een enorme weekomzet. Een toptrainer. Een trainer, dacht ik, die van zijn eigen stal niet de eigenaar was, een man die alleen een salaris ontving, waarover hij dan ook nog stevig belasting betaalde, iemand zonder kapitaal voor zijn oude dag, in een tijd van inflatie. Een vijftiger, een werknemer met een toekomst zonder voldoende geld in het verschiet. Een gedwongen pensionering. Geen eigen huis. Geen macht. En dat terwijl het geld hem op het ogenblik dagelijks als een wassende rivier door de handen stroomde.
Alle paardentrainers zijn ondernemende mensen, mensen met initiatief. De meesten werken voor zichzelf, zonder een eigenaar aan de andere kant van de oceaan om op te lichten. Ik betwijfelde of William Finch als hij eigen baas was geweest ooit aan verduistering gedacht zou hebben. Met zijn capaciteiten zou hij daar normaal gesproken ook helemaal geen behoefte aan hebben gehad.
Behoefte. Capaciteit, Gelegenheid. Ik vroeg me af hoe groot de stap naar oneerlijkheid was geweest. De stap naar de misdaad.
Waarschijnlijk niet bijster groot. Een loonzakje voor een niet-bestaande staljongen, omwille van een extra zakcentje. De kosten van een met-bestelde ton hooi.
Kleine stapjes, vernuftige zwendelarijtjes, maar wel met een sneeuwbaleffect, aanzwellend tot een enorme, voortrazende lawine.
'Trevor,' zei ik goedmoedig, 'hoe lang weet je al van Williams... onregelmatigheden?'
Trevor keek me droevig aan, en ik glimlachte bij mezelf.
'Toen je ze zag... de eerste... in de boeken,' zei ik, 'zei je toen tegen hem dat het zo niet kon?'
'Natuurlijk.'
'En je opperde de gedachte dat als hij zich er werkelijk op toelegde jullie er alletwee baat bij konden hebben.'
Finch reageerde heftig met een dreigend gebaar van zijn hele arm, Trevor verzonk alleen maar dieper in droefenis.
'Net als met Connaught Powys,' zei ik. 'Ik heb echt geprobeerd te geloven dat je werkelijk niet door had dat hij rommelde met die computer, maar eh... ik kan er niet omheen... jullie zullen het wel samen gedaan hebben.'
'Ro...' zei hij ernstig.
'Nou ja, goed,' zei ik tegen Finch, 'jij stuurde de boeken op voor de jaarlijkse controle en na al die tijd waren Trevor en jij er tamelijk gerust op. Trevor en ik zijn al tijden chronisch achter met werk, dus hij zal ze wel gewoon hebben opgeborgen in zijn kast tot hij er tijd voor had. Hij ging er natuurlijk vanuit dat ik jouw boeken niet onder ogen zou krijgen. Ik had ze al die zes jaar nog nooit gezien, en ik heb zelf al te veel cliënten. En toen, terwijl Trevor op vakantie was, gebeurde er iets waar jullie niet op gerekend hadden. Op de dag van de Gold Cup lag er bij jou - en bij mij - in de brievenbus een dagvaarding om veertien dagen later te verschijnen voor de belastinginspectie.'
Met een woedende, duistere blik staarde hij me aan; zijn krachtige, elegante gestalte rees kaarsrecht op – een groot hert dat zich teweer stelt tegen een onbeschaamde hond. Om de randen van het gordijn vervaagde langzaam het daglicht. Binnen wierpen elektrische lampen hun zijige glans over drie geciviliseerde mannen.
Ik glimlachte krampachtig. 'Ik liet je weten dat je je geen zorgen hoefde te maken, dat Trevor weliswaar op vakantie was maar dat ik om uitstel zou vragen en zelf alvast met die boeken zou beginnen. Pal daarop ging ik naar Cheltenham voor de Gold Cup en dacht er verder niet over na. Maar jij, voor jou betekende dat bericht je ondergang. Vernedering, gerechtelijke vervolging, waarschijnlijk de gevangenis.'
Er ging een rilling door hem heen. De spieren bewogen over zijn kaak.
'Je zult wel gedacht hebben dat het het eenvoudigst zou zijn om de boeken terug te halen,' zei ik, 'maar die zaten achter slot en grendel in Trevors kast, en alleen hij en ik hebben daar een sleutel van. En ik zou het in ieder geval heel verdacht hebben gevonden als ik van jou die boeken niet in had mogen zien terwijl de belastinginspectie ons op de hielen zat. Extra verdacht als er ingebroken zou worden in het kantoor en die papieren werden gestolen. Wat je ook deed in die richting, het zou tot nader onderzoek leiden, met rampzalige gevolgen. Dus omdat je die boeken niet weg kon houden bij mij besloot je mij weg te houden bij die boeken. Je had het middel bij de hand. Een nieuw jacht, bijna klaar om uit te varen. Het enige dat je hoefde te doen was het vertrek bespoedigen en zorgen dat ik werd meegenomen. Als je mij weg kon houden van ons kantoor tot Trevor terug was zou alles op zijn pootjes terechtkomen.'
'Allemaal onzin,' zei hij stijfjes.
'Laat me niet lachen. Het valt domweg niet te ontkennen. Trevor zou maandag vier april terug zijn op kantoor, zodat hij dus nog drie dagen de tijd had om uitstel te vragen bij de inspectie. Een volstrekt veilige marge. Trevor zou dan als gewoonlijk jouw boeken doen en ik zou worden vrijgelaten, zonder ooit te weten waarom ik was ontvoerd.'
Trevor probeerde zijn gezicht te verbergen in zijn cognacglas. Ik kreeg er dorst van.
'Heb je misschien wat spa of tonic in huis, Trevor?' zei ik.
'Laat hem sterven met zijn spa,' zei Finch. De opgekropte drift klonk nog steeds krachtig door in zijn stem.
Trevor fladderde wat met zijn handen, maar met blikken van verontschuldiging naar Finch' strak op elkaar geperste lippen haalde hij even later een glas tevoorschijn en schonk een flesje tonic in.
Hij gaf me het glas. 'Ro,' zei hij, 'beste kerel...'
'Beste klóótzak,' zei Finch.
Dankbaar dronk ik van het bubbelende vocht.
'Mijn iets te vroege terugkeer stuurde de hele zaak in de war,' zei ik. 'Je zult wel razend geweest zijn, ja. Razend genoeg in elk geval om je stoottroepen naar mijn huis te sturen om me weer te ontvoeren. En toen het hun niet lukte stuurde je iemand anders.' Ik dronk bubbelende belletjes en proefde gal. 'De dag daarop stuurde je je dochter Jossie.'
'Die weet van niets, Ro,' zet Trevor.
'Ach, schei uit,' zei Finch. 'Ze heeft gezorgd dat hij kwispelend achter haar aan liep.'
'Mogelijk,' zei ik. 'De bedoeling was dat het voor een paar dagen zou zijn, Trevor werd die zondag terug verwacht. Maar terwijl jij je best deed mij bezig te houden door me rond te leiden op je entrainement vertelde ik je dat Trevor pech had met zijn wagen in Frankrijk en dat hij pas woensdag of donderdag terug zou zijn. En ik verzekerde je nogmaals dat je je geen zorgen hoefde te maken, ik had al om uitstel gevraagd en ik zou zelf een begin maken met de controle. We waren weer terug op het uitgangspunt en de vooruitzichten voor jou waren weer even dodelijk als tevoren.'
Finch keek me verbeten aan, maar ontkende niets.
'Je bood me een dagje op de renbaan aan met Jossie,' zei ik. 'En een hordenren bij de nieuwelingen. Ik kan geen nee zeggen als het om koersen gaat, ik ben er nu eenmaal bezeten van. je moet geweten hebben dat Notebook niet in staat is tot een behoorlijke sprong. Toen je in het vliegtuig naar de Grand National stapte hoopte je natuurlijk dat ik met paard en al zou vallen en een been zou breken.'
'Een been? Je nek,' zei hij wraakzuchtig, en in dodelijke ernst.
Trevor keek hem aan en sloeg zijn ogen neer, alsof hij zich geneerde voor zoveel rauwe emotie.
'En je had je mannetjes klaarstaan voor het geval ik er heelhuids afkwam, wat dus ook inderdaad zo was,' zei ik. 'Die volgden ons naar het restaurant waar ik met Jossie dineerde en vervolgens naar het motel waar ik de nacht dacht door te brengen. Je tweede ontvoeringspoging had meer succes, dat wil zeggen ik kon niet ontsnappen. En toen Trevor goed en wel terug was belde je Scotland Yard, zodat de politie me kon bevrijden. In zekere zin had al je moeite precies het gewenste effect, want ik had toen inderdaad nog geen bladzij, nog niet één post in de boeken van stal Axwood gezien.'
Ik haalde me de situatie weer voor de geest en corrigeerde mijn laatste opmerking. 'Ik had nog niets gezien, behalve het kasboek van de kleine kas, dat heb je me zelf gegeven. En dat zal je eigen accurate privé-boekhouding wel geweest zijn, en niet de herschreven en opgeklopte versie voor de controle. Ze hadden het in mijn auto laten liggen met mijn andere bezittingen en ik heb het meegenomen naar ons kantoor toen ik afgelopen vrijdag terugging. 's Zaterdags was het er nog steeds. Het was op zaterdagmorgen dat ik je boeken te voorschijn heb gehaald en bestudeerd en fotokopieën heb gemaakt.'
'Maar waarom, Ro?' vroeg Trevor gepijnigd, 'Waarom dacht je aan... Hoe kwam je erbij William te verdenken?'
'Door de voortvarendheid,' zei ik. 'De nietsontziende haast en het tijdselement. Toen ik op die boot zat geloofde ik namelijk dat ik uit wraak was ontvoerd. Elke accountant die verduisteraars erbij gelapt heeft zal dat in zo'n geval denken. Zeker als hij direct, midden in zijn gezicht is bedreigd, zoals mij is overkomen met Connaught Powys en eerder ai met Ownslow en Glitberg, en later nog met anderen. Maar na mijn ontsnapping was ik nog niet thuis of er dreigde al weer gevaar. Er werd gewoon jacht op me gemaakt. En ik werd weer gevangen. Dus de tweede keer, vorige week in die bestelwagen, ben ik gaan denken... dat het misschien geen wraak was maar vóórzorg, en daarna was het een kwestie van deductie, eliminatie, al met al nogal saaie dingen. Maar ik had úren...' Ik slikte onwillekeurig bij de herinnering eraan. 'Uren om alle kandidaten de revue te laten passeren en tot een conclusie te komen. Dus toen ben ik op zaterdagochtend naar ons kantoor gegaan, waar ik het rijk alleen had, en heb mijn conclusie geverifieerd.'
Finch, uit op een zondebok, keerde zich naar Trevor. 'Je had die boeken verdomme toch wel zo kunnen bewaren dat hij er niet bij kon? Je had ze toch in die klerebrandkast kunnen stoppen?'
'Ik heb een sleutel van de brandkast,' zei ik droogjes.
'Jezus!' Hij hief zijn handen ten hemel. Een wild, explosief, maar machteloos gebaar. 'Had ze dan mee naar huis genomen.'
'Ik neem nooit boeken mee naar huis,' zei Trevor. 'En jij had gezegd dat Ro zaterdag naar de paardenrennen ging en zondag met Jossie zou uitgaan, dus dat er geen vuiltje aan de lucht was. Trouwens, we hadden toch geen van tweeën een flauw idee dat hij het wist... of een vermoeden had.'
Finch draaide abrupt zijn wanhopige gezicht naar mij toe.
'Wat vraag je?' zei hij, 'Hoeveel?'
Ik gaf geen antwoord. 'William...' protesteerde Trevor.
'Hij moet toch ergens op uit zijn,' zei Finch. 'Waarom zou hij ons dit anders allemaal vertellen in plaats van rechtstreeks naar de politie te gaan? Omdat hij zaken wil doen, logisch toch?'
'Geen geld,' zei ik.
Finch bleef kijken als een in vlees en beenderen gevangen bliksemschicht, maar ging er niet verder op door. Hij wist, zoals hij aldoor had geweten, dat het geen kwestie van geld was.
'Hoe ben je aan die lui gekomen die me ontvoerd hebben?' vroeg ik.
'Je weet toch zoveel, jij. Zoek dat zelf maar uit.'
Moordenaars te huur, dacht ik cynisch. Ergens was er iemand die wist hoe je aan een paar gorilla's moest komen. Als ze willen, zoeken ze dat bij de politie wel uit, dacht ik. Het kon mij verder niet schelen.
'De tweede keer,' zei ik. 'Heb je ze toen gezegd dat ze me niet moesten mishandelen?'
'Hoe zo?'
'Nou?' zei ik.
'Ik wilde niet dat de politie er echt werk van zou maken,' zei hij. 'Geen sporen. Geen diefstal. Zodat het een gevalletje van ondergeschikt belang zou zijn.'
Dus de vuisten en Laarzen zijn een stukje eigen initiatief geweest, dacht ik. De afrekening omdat ik de troepen van het kastje naar de muur had laten lopen. Geen opdracht van bovenaf. In een wrang soort opzicht was ik daar geloof ik blij om.
Ik vermoedde dat hij de loods had uitgekozen omdat het niet eenvoudig zal zijn geweest vlug een veiliger plek te vinden en omdat hij dacht dat ik daardoor nog eerder aan Ownslow en Glitberg zou denken en het de aandacht van hemzelf zou afleiden.
Trevor zei: 'Wat... eh... wat doen we nu verder?' maar niemand gaf antwoord, want buiten op het grind klonk het geluid van banden. Portieren werden dichtgeslagen.
'Heb je de voordeur opengelaten?' vroeg Trevor.
Finch hoefde niets te zeggen. Het antwoord was ja. Verscheidene voetenparen stampten naar binnen, staken de hal over en vonden zonder mankeren de weg naar de gelagkamer.
'Daar zijn we dan,' zei een krachtige stem. 'We zullen de handjes eens laten wapperen.'
Het licht van de triomf blonk in het gezicht van Finch toen de nieuwkomers kwamen binnenmarcheren, en met een dankbare glimlach heette hij hen welkom.
Glitberg. Ownslow. Connaught Powys.
'Zo, dus de rat zit in de val?' zei Powys.